Er wordt wel eens gezegd: je krijgt het pasen dat je zelf hebt voorgekookt tijdens de vasten. Dat klinkt heel wijs, en voor de hand liggend, en zelfhulpboek-achtig. De verrijzenis is echter geen target of agendapuntje. De verrijzenis is de vonk onder de big-bang van de openbaring, en de openbaring is allesbehalve een zelfhulpboek. De uitspraak is dan ook flauwekul. Jezus zal niet des te stralender opstaan naarmate jij Hem strakker hebt opgepompt. Hele volksstammen beginnen als volgt aan de veertigdagentijd: “Ik zal nu eens op eigen kracht de broek ophouden, mezelf tot een devotieplaatje verbouwen en fris en fruitig als een engeltje aan de goede week beginnen…”…en komen er zo tegen halfvasten achter dat hun streven dan alweer lang geleden is gesneefd in de strijd tegen sleur, stress en ingebakken gewoontes. Mijn advies is: doe het volgend jaar andersom. Niet beginnen met goede moed en eindigen met de desillusie, maar beginnen met de desillusie en uitkomen bij nieuwe en frisse moed. “De pater komt met mosterd na de maaltijd,” denken jullie nu natuurlijk. “Het is al Goede Vrijdag.” Des te beter. Juist nu is de ervaring vers. Je hebt waarschijnlijk veertig dagen geploeterd om iets van discipline op te brengen. Op vrijdag in de eerste week scheet de poedel van je minst favoriete tante je pas gelegde hoogpolige vloerbedekking er helemaal onder. Zelfs na drie schrobbeurten bedierf de penetrante meur die daarvan bleef hangen ook gelijk de stemming van de tweede week. Toen ging je vrouw boodschappen doen en reed over je tenen. Junior krijgt tandjes en blèrt aan één stuk door. Je lievelingspudding wordt uit de productie genomen. Enfin, er overkomt je leed van het niet-onoverkomelijke maar wel ijzer-op-schoolbord-achtige soort. En je merkt dat het askruisje niks, maar dan ook helemaal niks aan je karakter heeft verbeterd. Je hebt nog altijd even weinig geduld, snoept nog altijd teveel, hebt nog steeds dezelfde zweterige lusten en hetzelfde korte lontje. Bagger! Maar wel échte bagger. Het ziet er niet uit, maar het is wel precies wat het is. Het is als het landschap in Maart, vóór er iets van lente te zien is. Bruine smurrie, smerig vaalgroen gras (als groente uit een blikje), alles nat, alles koud, maar wel echt. Zo zijn ook je vasten nog te redden, al is het al Goede Vrijdag. Zeg simpelweg: “Ik dacht dat ik de wijnbouwer was, maar ik ben maar een twijg. Ik dacht dat ik de tuinman was, maar ik ben de tuin. De Tuinman – de echte – had bruine, natte aarde nodig, maar ik had het te druk met doen alsof ik chocolademousse was. En op chocolademousse kan Hij niks laten groeien. Ik zal ophouden te zijn wat ik niet ben, en mijn willetje in zijn armen laten. En dankbaarheid zien groeien.