Ik vrees dat een monnikenleven van ondertussen vijftien jaar nog niet veel heeft geholpen tegen mijn nogal driftige natuur. En ook niet tegen mijn aangeboren baldadigheid, trouwens. De laatste tijd maak ik weer eens zo’n periode door waarin mijn geduld ongeveer chronisch op lijkt te zijn.
Ik ben aan het dweilen in de kerk en krijg een verschijning. Helaas niet van de heilige maagd, maar van een oude kerel van een jaar of zeventig. Woest krullend grijs haar. Dito baard. Bretels. ‘Dag pater.’ ‘Dag meneer.’ ‘Pater, zo’n kruis kan echt niet meer, hoor. Dat verheerlijkt het lijden. Wist u niet dat er ondertussen Evangelies zijn opgegraven die veel ouder zijn dan de vier in de Bijbel? En dat die een heel ander verhaal vertellen?’ ‘O God, geef mij geduld,’ bid ik. Ik zet mijn dweil aan de kant. ‘Bedoelt u het “Evangelie van Thomas,” het “Evangelie van Maria,” het “Evangelie van Judas” en het “Geheime Boek van Johannes?” Hij trekt een verbaasd gezicht en knikt. Waarschijnlijk verwondert het hem dat een middeleeuws spook zoals ik zelfs maar van die boeken heeft gehoord. Ik trek mijn meest schijnheilige gezicht. Honingzoet devotelijk, met het hoofd een beetje scheef. ‘U heeft helemaal gelijk,’ zeg ik. ‘Een valse, ongehoorzame engel heeft de wereld met al zijn ellende geschapen en ons, arme zielen, opgesloten in de vuile materie, stof, stront en as. Hij heeft de domme en perfide joden voor de gek gehouden door zich als hun God voor te doen, en ze zo tot zijn persoonlijke slaven gemaakt. Zij hebben zijn valse godsdienst over de hele wereld verspreid, en ook de meeste christenen verleid. Gelukkig is Jezus – geen God, maar een wijze leraar – gekomen om een paar mensen te redden. Alleen de absolute elite natuurlijk, Hij is immers niet gekomen om zwijnen te verlossen, maar alleen de besten van de besten. Hij leert ons dat alles wat aards is verdorven is. Daarom moeten we ons helemaal scheel vasten, alle plezier verachten en het contact met joden vermijden. O ja, en we moeten er natuurlijk vooral voor zorgen dat we ons niet voortplanten. Anders veroordelen we weer nieuwe zielen tot een vervloekt bestaan in het stof, de drab, de meuk. Heeft u kinderen?’
De meneer in kwestie heeft tijdens mijn betoog een merkwaardige teint opgedaan, iets tussen rood en paars in. ‘Dat alles heb ik niet gezegd!’ blaft hij. ‘Nee,’ zeg ik, ‘u niet. Maar het Evangelie van Thomas, van Maria, van Judas en het geheime boek van Johannes wel. In ieder geval veronderstellen ze het. Waarom laat u het preken niet aan de pastoors?’ Merkwaardigerwijs valt er een lange, ongemakkelijke stilte. Dan zegt hij: ‘De pastoors maken de waarheid zo saai.’ Helaas moet ik toegeven dat ze dat wel eens doen, maar dan nog: ga bungeejumpen, of zo, als je je verveelt. Dat is minder gevaarlijk.