Als ik dit schrijf is het vier uur ’s ochtends, wat in de zomer zelfs voor mij aan de vroege kant is. Ik heb dan ook zo’n nacht achter de rug die je liever vergeet. Draaien en piekeren en een hoop muggen en te warm en de maag van streek. Op een gegeven moment kan je dan maar beter koffie gaan zetten. Een slecht moment om een column te gaan schrijven? De woestijnvadertjes zouden waarschijnlijk zeggen van wel. Zelfs de Psalmen zeggen het: “spreekt met uzelf op uw leger, weet dat zwijgen u past.” Een andere vertaling maakt ervan: “Bezin u in de nacht en zwijg.” “Sla je slaapkamerdeur dicht voor de neus van je nachtspooksels,” zou je er ook van kunnen maken. Inderdaad vraag je je even later meestal af – lodderig en flodderig in je kamerjas aan de keukentafel – waar je je in godsnaam druk over hebt gemaakt. Soms over dingen die je aangaan en waar je ook wat aan kunt doen – maar niet vanuit je bed en niet in de uren dat je hoort te slapen (“Ik moet die speklappen die nog in de koelkast liggen opeten voor ze over de datum zijn.”) Vaker nog over dingen die je wel aangaan, maar waar je niks aan kunt doen – bijvoorbeeld misbruikschandalen en pausen die je niet begrijpt. Dan is er nog de categorie dingen waar je niet alleen niks aan kunt doen maar die je ook nog eens niet aangaan (“had tante X iets gesnoven toen ze het hoedje kocht dat ze zondag ophad?”). Ook wil het wel eens gebeuren dat je iets op je kerfstok hebt dat je zwaar op de maag ligt. De woestijnvader Evagrius schreef daar iets interessants over: “Omdat de Heilige Geest medelijden heeft met onze zwakheid, bevangt Hij ons ook als wij zondig zijn. En als Hij de menselijke geest vindt terwijl die tot Hem bidt, louter vol liefde tot de waarheid, komt Hij over Hem en vernietigt Hij de hele hem belegerende menigte van gedachten of voorstellingen en drijft hem tot een heftig liefdesverlangen naar het geestelijk gebed.” Aan nachtgedachten zit geen aan- of uitknop, dat maakt ze juist zo berucht. Toch leert de ervaring dat “liefde tot de waarheid” wel eens wil helpen. Je doet als het ware een stapje terug en accepteert je werkelijkheid zoals die is, dus ook je zonden en blunders, kliko’s, ranzige kardinalen, tandartsafspraken en zelfs de paus, en je schort je oordeel erover op. Dan knoop je even in je oren dat ook je stinkende nest – dat slapeloze slagveld – zich hier en nu in de volle aanwezigheid Gods bevindt. Vervolgens duw je het met alles erop en eraan – bezweet beddengoed en demonen inbegrepen – in Gods armen. Dat vindt Hij goed. Misschien brengt Hij je tot een “heftig liefdesverlangen naar het geestelijk gebed.” Misschien gaat je kwelling ook gewoon verder, omdat de Heer dat nodig vindt (scheelt weer een paar jaar vagevuur). Misschien val je zelfs wel in slaap!