DIT ES DE IERSTE TRAPPE. Ende alse wi eendrachtegh ende eenwillegh sijn met den wille ons heeren, soe hebben wi de ierste trappe in den graed der minnen ende heileghs levens. Een goet wille es fundament van allen dooghden. Ende hier omme sprect de prophete David: ‘Heere, ic ben tote u ghevloon; leert mi te werkene uwen wille, want ghi sijt mijn god; dijn goede gheest sal mi leiden int rechte lant der waerheit ende der dooghde.’ Een goet wille den wille gods gheeenecht verwindt den duvel ende alle sonden, want hi es vol der gratien gods ende hi es de ierste offerande die wi gode sculdegh sijn ende gheven moeten, selen wi heme leven. Die goetwilleghe mensche meint ende begheerdt gode te minnenne ende te dienenne, nu ende eewelec. Ende dat essijn leven ende sine ufeninghe van binnen ende daer in heeft hi vrede met gode, met hem selven ende met allen dinghen. Ende alsoe songhen de inghele in der locht doe Cristus gheboren was: ‘Glorie gode hier boven ende in der eerden vrede den menschen die goeds willen sijn.’ Goed wille en mach niet leedegh sijn van goede werken. Want ‘de goede booem bringht goede vrocht,’ sprect onse heere.
Dit is de eerste trap. Als wij in harmonie verenigd zijn met de wil van onze Heer, als onze wil één is met die van Hem, dan hebben wij de eerste sport in de ladder van de liefde en het heilige leven. Een goede wil is het fundament van alle deugden. Daarom zegt de profeet David dan ook: ‘Heer, naar U ben ik gevlucht; leer mij uw wil te doen want Gij zijt mijn God. Uw goede geest zal mij leiden naar het goede land, het land van waarheid en goedheid.’ Een goede wil die verenigd is met de wil van God overwint de duivel en alle zonden. Hij is immers vol van de genade van God, en hij is het eerste offer dat wij God verschuldigd zijn en aan Hem moeten schenken als wij voor Hem willen leven. De mens van goede wil heeft de bedoeling en het verlangen God te beminnen en te dienen, nu en in eeuwigheid. Dat is zijn innerlijke leven en streven en daarin heeft hij vrede met God, met zichzelf en met alle dingen. Zo zongen de engelen in de lucht toen Christus geboren was: ‘Glorie aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen van goede wil.’ (Lc. 2,14) Aan de goede wil mogen nooit goede werken ontbreken. ‘De goede boom brengt immers goede vruchten voort,’ zegt onze Heer.
- We zullen zien dat de eerste drie sporten van Russbroecs ladder bestaan uit de zogenaamde ‘Evangelische Raden,’ gehoorzaamheid, armoede en zuiverheid. Dit zijn de geloften die religieuzen (kloosterlingen) doen bij hun definitieve toewijding aan God.
- De eerste sport die Ruusbroec in zijn ladder zet is het opofferen van de eigen wil aan God. Dit klinkt de individualistische mens als een nachtmerrie in de oren. Kadaverdiscipline! Slaafse onderwerping! Dat is echter niet wat hier wordt bedoeld. Om Ruusbroec beter te begrijpen is het belangrijk om te weten hoe hij aankijkt tegen de menselijke wil en de plaats daarvan in de menselijke ziel. Vervolgens moeten we dan ook nog helder zien te krijgen wat zijn visie is op de de wil van God.
- Mystieke teksten zijn altijd een combinatie van twee factoren: 1. de religieuze ervaring waar ze in feite om draaien en 2. de taal die ze gebruiken om aan die ervaring uitdrukking te geven voor zover dat überhaupt mogelijk is. Het gaat hier immers per definitie om ervaringen die de mens overstijgen, die transcendent zijn.
- Mystieke ervaringen zijn ontmoetingen met het Absolute, met God. Die laat zich niet alleen niet in taal, maar zelfs niet in het menselijke geheugen opsluiten. Dat betekent dat elke mystieke auteur voor de onmogelijke taak staat om woorden te vinden voor otmoetingen waarvan 1. per definitie alleen de ruwe omtrekken in zijn geheugen zijn opgeslagen en die 2. per definitie onuitsprekelijk, dus grotendeels onmededeelbaar zijn.
- Om dit dilemma het hoofd te bieden zijn er in de loop van de geschiedenis meerdere tactieken ontwikkeld. Eén daarvan is het toepassen van de taal van filosofen uit de klassieke oudheid op God en de mens. Dat is wat ook in deze tekst gebeurt als het gaat om de wil. Wij kunnen deze passage dan ook alleen begrijpen als we iets weten van de kijk van Plato op de ziel en de uitwerking die christelijke schrijvers daarvan maakten.
Voor Plato bestaat de menselijke ziel uit drie delen die hij vergelijkt met een strijdwagen met twee paarden ervoor.

- Het eerste paard is zwart en opstandig en staat voor het appetitieve vermogen van de ziel (ἐπιθυμητικόν), dat in mystieke teksten meestal het begeerlijke vermogen wordt genoemd. Het is de bron van onze meer vleselijke verlangens: honger, dorst, geilheid.
- Het tweede paard is wit, nobel en staat voor onze drive (θυμοειδές), onze drift in positieve zin, onze energie, het woeden van onze ziel. Mystieke teksten noemen het meestal het toornige vermogen (denk eraan dat woede in de moderne zin weliswaar in dit vermogen wortelt, maar er maar één van de vele uitingen van is, en dan nog een negatieve).
- De wagenmenner staat voor het redelijke vermogen (λογιστικόν). Dit hoort de baas te zijn over de twee paarden, anders vlieg je uit de bocht en belandt je ziel in de psychische eendenvijver.
Wij concentreren ons hier even op het redelijke vermogen, dat door mystici opnieuw in drie delen wordt opgedeeld (een neoplatoonse invloed die onder andere via Augustinus in de mystiek vruchtbaar is gemaakt).

- Het redelijk vermogen bestaat op zichzelf uit de drie hogere vermogens: geheugen, verstand en wil. Die corresponderen met de Personen van de goddelijke Drieëenheid, omdat de mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis (Gen. 1,26) en zelf dus ook een Drieëenheid is!
- Het Geheugen is meer dan een opslag van het verleden: het maakt dat je een oorsprong hebt. Alles wat het bevat maakt je tot wie je bent. (Voor de nerds onder u: het is als het ware de harde schijf waarop je programma draait.) Het correspondeert met God de Vader, die immers naar zijn aard ook de oorsprong is van de hele Triniteit: de Zoon wordt geboren uit de Vader en de Geest komt uit de Vader voort. ‘Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’
- Het intellect is veel meer dan je redenerend verstand. Het is heel je bewuste creativiteit in het hier en nu. Het correspondeert met God de Zoon, die traditioneel wordt gelijkgeschakeld aan het scheppende vermogen van God de Vader, zijn geest die over de oerwateren zweefde. (Gen. 1,2) ‘… de Zoon, die Hij erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat en door wie Hij het heelal heeft geschapen. Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van zijn wezen… (Heb. 1,2-3).
- De wil maakt heel de gerichtheid van je ziel uit. Dat betekent dat je wil je weg naar de toekomst bepaalt, maar ook je identiteit. ‘Wie wil ik zijn?’ Omdat je diezelfde identiteit tegelijk ook ontleent aan je geschiedenis, je verleden, je erfenis buigt de wil als het ware terug naar het geheugen waaruit het – via het intellect – ontspringt. De wil correspondeert zodoende met de Heilige Geest, die in de goddelijke Drieëenheid hetzelfde doet. De Oorsprong (Vader) ontvouwt zich in zijn scheppende Wijsheid (Zoon). De Liefde waarmee zij elkaar beminnen is de Geest die hen weer in elkaar vouwt in de ondeelbare Eénheid van God.
Uit dit alles volgt dat de liefde primair een functie van de wil is. Beminnen is immers zoiets als willen dat de ander is. Zich verheugen in diens loutere bestaan (en in tweede instantie: geluk).Uit dit alles volgt dat wie van goede wil is van de liefde afkomt en naar de liefde terugneigt. Wie in harmonie is met wil van God is in harmonie met de Liefde van God, die God is, en leeft voluit de menselijke deugd van de liefde die beeld is van die God en in de mens de gelijkenis met Hem herstelt. Die minnende wil overwint uiteindelijk de duivel en alle zonden. In die harmonie heerst hier en nu al de vrede van (het nieuwe, eeuwige) Jeruzalem. Zodoende: vrede op aarde aan de mensen van goede wil.