Treurnis is toch geen zonde? Dat moest er nog maar bijkomen!
Helaas, mijne dames en heren: dat komt er inderdaad nog bij. In ieder geval soms. En soms is vaker dan je denkt.
We hebben het hier niet over de momenten dat een mens hoort te treuren. Als je net je moeder hebt verloren, of je man, of – God verhoede het – je kind, wees dan dankbaar als je kan janken. Ook liefdesverdriet (een tijdje,) zorgen om je dierbaren en mededogen met mensen die in deze wereld vertrapt en vernederd worden of door ziekte verkommeren of door rampen getroffen worden: gezonde treurnis. Niks mis mee.
Maar we kennen ook allemaal wel die toestand van zuur gezucht die ons in de greep houdt omdat we menen iets tekort te komen, of omdat we menen dat men ons tekort heeft gedaan. We krijgen geen eer voor ons werk (‘stank voor dank.’) We verlangen naar pleziertjes die even niet voorhanden zijn (‘o, zat ik maar op een terrasje in Locarno’) of we vinden ons leven een sleur (‘alwéér naar de Aldi.’) Al deze vormen van kommer en kwel komen voort uit ontevredenheid, die meestal te maken heeft met het verwaarlozen van het kleine en gewone geluk, dat overal om ons heen op straat ligt. We zien het alleen niet liggen, omdat de waandenkbeelden van het grootse en buitengewone ons de ogen verduisteren.
De meest penetrante vorm van kommer en gesteun komt voort uit de woede. Iemand heeft iets dat wij willen hebben, en we worden jaloers (de buurvrouw loopt te pronken met haar nieuwe Prada-tas ‘om jou de ogen uit te steken.’) Of misschien hebben we wel een terechte reden om verontwaardigd te zijn (bijvoorbeeld veel traditionele katholieken die jarenlang zijn genegeerd, bespot en in hun geloofsbeleving getraineerd.) Dat roept om wraak! Die wraak krijgen we (gelukkig!) meestal niet, en daardoor voelen we ons machteloos. Het (al of niet reële) leed dat ons is aangedaan wordt erger en groter. We máken het erger en groter. We tuigen het op als een kerstboom vol gekleurde ballen die vloeken dat het een last is.
Een worm in het hart is de treurnis,
En hij vreet aan zijn moeder terwijl zij hem aan het baren is.
Terwijl wij zuchten spinnen uit razernij en ontevredenheid worden wij levend opgevreten door het zelfmedelijden dat wij zelf voortbrengen. Onze gebeden worden lelijk door de ontevredenheid die we erover uitstrooien. Soms veranderen ze zelfs in afgoderij als de woede (verkleed als verdriet of niet) ons het beeld van onze vijanden voorspiegelt als wij aan God zouden moeten denken.
Als je dus alsmaar triest bent, en je treuren brengt geen genezing, maar alleen maar steeds meer leed, kommer en kwel, ga dan eens bij jezelf na of je treurnis niet uit woede geboren is, of ontevredenheid, of wrok.
Een gebed voor de mensen tegen wie je wrok koestert, die je vervelen, of die je benauwen doet dan wonderen.
Een eerbaar man mijdt een beruchte kroeg,
En de goede God een verbitterd hart…