In dit Blog lezen we samen regelmatig een kort stukje van de beroemde Brabantse mysticus Jan van Ruusbroec. Het eerste geschrift dat we doornemen is Van Seven Trappen. Vandaag het eerste fragment: het allereerste begin.
Gratie ende de heileghe vreese ons heeren si met ons allen. ‘Al dat ute gode gheboren es verwindt de werelt,’ sprect sente Jan. Ghewareghe heilegheit es ute gode gheboren. Heilegh leven es der minnen graed met .vij. trappen daer wi mede opklemmen in dat rike gods. Dat es de wille gods, dat wi heilegh sijn.
Genade en de heilige vreze des Heren zij met ons allen. ‘Alles wat uit God geboren is overwint de wereld,’ zegt Sint Jan. Werkelijke heiligheid wordt uit God geboren. Een heilig leven is als een ladder van liefde met zeven sporten waarop wij naar boven klimmen in het Rijk van God. Dit is de wil van God: dat wij heilig zijn.
Commentaar:
- Ruusbroec gebruikt een variant op de klassieke groet die we vaak aan het begin van de brieven van Sint Paulus in het Nieuwe Testament zien: “Genade en vrede voor u vanwege God onze Vader en de Heer Jezus Christus!” Het lijkt op het eerste gezicht niet zo sympathiek van onze beste Brabander dat hij in zijn groet juist de vrede vervangt door de “Vreze des Heren.” Gelukkig heeft die term hier niks te maken met “vrees” in de zin van angst en intimidatie, maar juist alles met diepe eerbied en verwondering. De “vreze Gods” beschrijft precies de ervaring van het heilige, de gewaarwording die hoort bij de Godsontmoeting. “De vreze des Heren is het begin van Wijsheid,” is een klassiek citaat hierover uit de Bijbel (Spr. 1,7). Daarmee wordt niet bedoeld de wijsheid van iemand die op eieren heeft leren lopen in de nabijheid van een tiran (en eieren voor zijn geld kiest) maar iemand die gevoelig is voor het heilige.
- “Al dat ute gode gheboren es verwindt de werelt,” zo gaat Ruusbroec verder. Hij citeert zodoende uit de eerste brief van Johannes (5:4), en verraadt daarmee veel over het beeld dat hij heeft van de mens. Met “al dat ute gode gheboren es” bedoelt hij namelijk ons allemaal. Omdat God ons niet alleen geschapen heeft, maar ons elke seconde van ons leven schept, in stand houdt en het leven geeft worden wij als het ware voortdurend uit God geboren. Wij bestaan en leven niet autonoom, maar krijgen onszelf ieder moment van God geschonken. Bovendien zijn wij geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. Wij zijn gemaakt om op Hem te lijken. Dat beeld-zijn verliezen wij nooit, ook al zijn we de gelijkenis met God meestal verregaand kwijt door zonde en gebrokenheid. Vergelijk het met een gezellig gipsen beeld van de heilige Antonius met het Kindje Jezus op de arm waarmee je eerst tegen de verwarming gemept hebt en waarover je ook nog eens een laag dikke verf hebt gesmeerd. Het is nog steeds een Antoniusbeeld, maar herken het nog maar eens als zodanig. Jezus – Beeld van God bij uitstek – maakt het voor ons mogelijk onze gelijkenis met God terug te krijgen. Door vervuld te worden van Hem, zodanig op Hem te gaan lijken dat er tussen Hem en ons in feite geen onderscheid meer is, krijgen we onszelf terug zoals we zijn bedoeld. Dat kunnen we niet op eigen kracht, maar alleen door overgave aan Hem. Hij is degene die alles in allen wordt (1Kor. 15,28).
- De Ladder is een oude metafoor voor onze opgang naar God. Al in het boek Genesis (28,12-13) wordt de innige relatie tussen God en Jacob beschreven als volgt: “Hij kreeg een droom en zag een ladder die op de aarde stond en waarvan de top tot in de hemel reikte. Langs die ladder gingen Gods engelen op en af. Ineens stond Jahwe bij hem en zei: `Ik ben Jahwe, de God van uw vader Abraham en de God van Isaak. Het land, waar gij op ligt, zal Ik aan u en aan uw nakomelingen geven.” Ongetwijfeld geïnspireerd op dat verhaal hebben vele mystici de contemplatieve ontwikkeling beschreven als een ladder met sporten die de stadia ervan verbeelden. Eén (briljante maar nogal strenge) schrijver werd er zo beroemd mee dat we hem nog altijd Johannes Climacus noemen: “Johannes van de Ladder.” Het boekje van Ruusbroec dat we hier bespreken staat dus in een lange traditie.
- “Rijk van God” betekent altijd God zelf in de liefdesgemeenschap van de Drieëenheid die Hij door de Zoon met ons wil delen. Wie denkt dat middeleeuwers massaal geloofden in paradijselijke feestzalen met rijstepap op gouden bordjes moet eens een boek lezen.
- “Dat es de wille gods, dat wi heilegh sijn:” zoals uit het bovenstaande al bleek is iedere mens geroepen tot heiligheid, omdat daar de essentie van zijn eigen identiteit ligt. Heilig worden betekent dus meer en meer worden wie je bent zoals je Oorsprong je bedoeld heeft. Meer en meer oorspronkelijk, meer en meer authentiek, zouden we tegenwoordig misschien zeggen.